Pieter Langendijk
De
wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje.
De
verlichting
De verlichting, een progressieve stroming waarin allerlei nieuwe
ideeën werden verkondigd. De benaming verlichting of verlicht wordt
tegenwoordig dan ook gebruikt voor iemand die vooruitstrevend of ruimdenkend
is. Dit komt vooral terug in de proza, maar in het toneel en de poëzie al een
stuk minder omdat deze genres onderworpen waren aan allerlei regels.
De verlichting zet het rationalisme uit de renaissance voort; men
was gretig op zoek naar steeds meer kennis. In de verlichting ontstaat als
toevoeging hierop ook de behoefte om de samenleving te onderwijzen op gebieden
van politiek, godsdienst en opvoeding.
Door deze ratio wordt ook al het waarneembare het uitgangspunt,
dit wilt echter niet meteen zeggen dat iedereen van zijn geloof afstapte, zij
vonden echter hun tekenen van God ergens anders: in de natuur en diens wetten.
Het werk
De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje is representatief voor
het toneel van de verlichting en ik zal uitleggen waarom. Zoals al eerder
vermeld in het stuk hierboven is het toneel van de verlichting onderworpen aan
allerlei regels die de bepalen hoe het toneel eruit komt te zien, de
wiskunstenaars is hierop geen uitzondering. Vooral de eenheid van tijd, plaats
en handeling zie je overduidelijk terug in dit stuk. De eenheid van tijd en
plaats zijn het makkelijkst: het verhaal speelt zich af op één plaats in een
kort tijdsbestek, in dit geval speelt het verhaal zich af in de avond in een
herberg in Loenen. De eenheid van handeling, die bepaalt dat alles wat zich op
het toneel afspeelt, in functie moet staan van het hoofdgebeuren, is ook van
toepassing in het stuk. Het hoofdgebeuren is namelijk Izabel weer bij Eelhart
te krijgen aangezien zij echt van elkaar houden, om dit te doen laat
Langendijk, Raasbollius, de andere minnaar van Izabel die in tegenstelling tot
Eelhart wel door Anzelmus, de oom en voogd van Izabel, is goedgekeurd om met
haar te trouwen, gek worden. Dit laatste heeft ook een ander kenmerk van de
verlichting in zich. Raasbollius (leuk gekozen naam voor een omhoog gevallen
raasbol) heeft met dokter Urinaal een hevige discussie over het zonnestelsel,
met name over wat om wat draait. Raasbollius is aanhanger van de oude theorie;
alles draait om de aarde, de aarde is in het midden, daarna komt de maan, en
daarna de zon. Urinaal is juist weer een voorstander van de nieuwe theorieën
van Copernicus, de theorieën waarvan wij nu zeker weten dat het de juiste is;
de zon in het midden met de aarde die eromheen draait terwijl de men op
zichzelf weer om de aarde draait. Doordat Raasbollius aan het eind van het stuk
gek wordt, impliceert Langendijk dat Urinaal gelijk had waardoor Langendijk het
stuk ook een stukje onderwijs meegeeft.
Dit
onderwijs element komt niet alleen terug in deze boodschap direct naar de
kijker/lezer maar zie je ook bij de waard. Als Raasbollius en Urinaal namelijk
naar buiten zijn gegaan om de eclips te zien, hoort de waard (een deel van) hun
gesprek. Als hij later weer de herberg binnenkomt zegt hij:
‘Dat zyn
eerst gekken van geleerden! Rechte suffers! Zy staan daar allebei te tuuren
naar de maan, en brabb’len taal, die hond of kat niet kan verstaan.’
Wat Langendijk hier laat zien is dat de waard, evenals wel meer
mensen uit de samenleving, onderwijs nodig hebben. Het is nodig om het volk,
dat vaak nog in onwetendheid leeft, te beschaven en bewust te maken van de
realiteit. Dat er iemand in het spel voorkomt die van het hele heelal amper
iets afweet is niets bijzonders. In die tijd waren er nog veel mensen
ongeschoold en wat je in de verlichting vaak ziet is dat de karakters
voornamelijk eenvoudige mensen zijn.
Het verhaal is zoals gezegd een liefdesverhaal, een onderwerp dat
in de Verlichting erg gevraagd was. De liefde biedt immers de gelegenheid tot
exploratie van de menselijke psyche, de menselijke machine. De Verlichting
verafschuwt machines die niet naar behoren werken, in dit geval Raasbollius,
die dusdanig verkeerd werkt dat hij gek wordt. Degene die wel gewoon werkt
zoals het hoort, Eelhart, ‘wint’ als het ware. Eelhart’s machine werkt vooral
goed door rustig en evenwichtig te blijven, maat en evenwicht waren uitstekende
deugden in de Verlichting. Deze maat en evenwicht komen ook terug in zijn
karakter; gewoon een beschaafd iemand.
Het toneel is niet alleen onderworpen aan de regels van de drie
eenheden. Het verhaal moet vooral ook logisch zijn; alles heeft een oorzaak. Zo
is Filipijn in de herberg omdat hij informatie moest winnen over Izabel;
Eelhart is daar omdat hij te ver van Amsterdam was afgedwaald om nog terug te
kunnen keren en ging naar de herberg; Izabel en haar knecht Katryn zijn in de
herberg omdat ze zijn gevlucht voor Anzelmus en Raasbollius; Anzelmus en
Raasbollius zijn op hun beurt weer achter hen aan gegaan. Wel kan als kritiek
hierop gezegd worden dat het dan wel heel erg toevallig is dat ze allemaal in
dezelfde herberg terecht komen.
De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje lijdt aan een veel
voorkomend euvel, namelijk doorzichtigheid.
Na een aantal bladzijden heb je wel door hoe het gaat: Izabel wordt straks
verborgen en als iedereen ligt te slapen gaan Izabel en Eelhart vluchten. Het is
overigens wel leuk dat Langendijk hiermee speelt, aangezien je niet verwacht
dat door de voerlui Fop en Tys toch nog roet in het eten wordt gegooid, wat
toch nog een zekere plotwending meegeeft.
Samenvattend kunnen we stellen dat, door de drie eenheden; de
educatieve kenmerken zowel naar de lezer/toeschouwer als naar de personages in
het stuk zelf; het feit dat het een liefdesverhaal is, een veel gevraagd
onderwerp in die tijd; de causale verbanden en de doorzichtigheid van het stuk,
De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffer representatief is voor de
verlichtingsliteratuur en daarmee een echt voorbeeld voor het frans-classicistisch
theater.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten