maandag 28 mei 2012

Verlichting: De wiskunstenaars of 't gevluchte juffertje


Pieter Langendijk
De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje.

De verlichting
De verlichting, een progressieve stroming waarin allerlei nieuwe ideeën werden verkondigd. De benaming verlichting of verlicht wordt tegenwoordig dan ook gebruikt voor iemand die vooruitstrevend of ruimdenkend is. Dit komt vooral terug in de proza, maar in het toneel en de poëzie al een stuk minder omdat deze genres onderworpen waren aan allerlei regels.
De verlichting zet het rationalisme uit de renaissance voort; men was gretig op zoek naar steeds meer kennis. In de verlichting ontstaat als toevoeging hierop ook de behoefte om de samenleving te onderwijzen op gebieden van politiek, godsdienst en opvoeding.
Door deze ratio wordt ook al het waarneembare het uitgangspunt, dit wilt echter niet meteen zeggen dat iedereen van zijn geloof afstapte, zij vonden echter hun tekenen van God ergens anders: in de natuur en diens wetten.

Het werk
De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje is representatief voor het toneel van de verlichting en ik zal uitleggen waarom. Zoals al eerder vermeld in het stuk hierboven is het toneel van de verlichting onderworpen aan allerlei regels die de bepalen hoe het toneel eruit komt te zien, de wiskunstenaars is hierop geen uitzondering. Vooral de eenheid van tijd, plaats en handeling zie je overduidelijk terug in dit stuk. De eenheid van tijd en plaats zijn het makkelijkst: het verhaal speelt zich af op één plaats in een kort tijdsbestek, in dit geval speelt het verhaal zich af in de avond in een herberg in Loenen. De eenheid van handeling, die bepaalt dat alles wat zich op het toneel afspeelt, in functie moet staan van het hoofdgebeuren, is ook van toepassing in het stuk. Het hoofdgebeuren is namelijk Izabel weer bij Eelhart te krijgen aangezien zij echt van elkaar houden, om dit te doen laat Langendijk, Raasbollius, de andere minnaar van Izabel die in tegenstelling tot Eelhart wel door Anzelmus, de oom en voogd van Izabel, is goedgekeurd om met haar te trouwen, gek worden. Dit laatste heeft ook een ander kenmerk van de verlichting in zich. Raasbollius (leuk gekozen naam voor een omhoog gevallen raasbol) heeft met dokter Urinaal een hevige discussie over het zonnestelsel, met name over wat om wat draait. Raasbollius is aanhanger van de oude theorie; alles draait om de aarde, de aarde is in het midden, daarna komt de maan, en daarna de zon. Urinaal is juist weer een voorstander van de nieuwe theorieën van Copernicus, de theorieën waarvan wij nu zeker weten dat het de juiste is; de zon in het midden met de aarde die eromheen draait terwijl de men op zichzelf weer om de aarde draait. Doordat Raasbollius aan het eind van het stuk gek wordt, impliceert Langendijk dat Urinaal gelijk had waardoor Langendijk het stuk ook een stukje onderwijs meegeeft.

                       illustratie

Dit onderwijs element komt niet alleen terug in deze boodschap direct naar de kijker/lezer maar zie je ook bij de waard. Als Raasbollius en Urinaal namelijk naar buiten zijn gegaan om de eclips te zien, hoort de waard (een deel van) hun gesprek. Als hij later weer de herberg binnenkomt zegt hij:

‘Dat zyn eerst gekken van geleerden! Rechte suffers! Zy staan daar allebei te tuuren naar de maan, en brabb’len taal, die hond of kat niet kan verstaan.’

Wat Langendijk hier laat zien is dat de waard, evenals wel meer mensen uit de samenleving, onderwijs nodig hebben. Het is nodig om het volk, dat vaak nog in onwetendheid leeft, te beschaven en bewust te maken van de realiteit. Dat er iemand in het spel voorkomt die van het hele heelal amper iets afweet is niets bijzonders. In die tijd waren er nog veel mensen ongeschoold en wat je in de verlichting vaak ziet is dat de karakters voornamelijk eenvoudige mensen zijn.

Het verhaal is zoals gezegd een liefdesverhaal, een onderwerp dat in de Verlichting erg gevraagd was. De liefde biedt immers de gelegenheid tot exploratie van de menselijke psyche, de menselijke machine. De Verlichting verafschuwt machines die niet naar behoren werken, in dit geval Raasbollius, die dusdanig verkeerd werkt dat hij gek wordt. Degene die wel gewoon werkt zoals het hoort, Eelhart, ‘wint’ als het ware. Eelhart’s machine werkt vooral goed door rustig en evenwichtig te blijven, maat en evenwicht waren uitstekende deugden in de Verlichting. Deze maat en evenwicht komen ook terug in zijn karakter; gewoon een beschaafd iemand.

Het toneel is niet alleen onderworpen aan de regels van de drie eenheden. Het verhaal moet vooral ook logisch zijn; alles heeft een oorzaak. Zo is Filipijn in de herberg omdat hij informatie moest winnen over Izabel; Eelhart is daar omdat hij te ver van Amsterdam was afgedwaald om nog terug te kunnen keren en ging naar de herberg; Izabel en haar knecht Katryn zijn in de herberg omdat ze zijn gevlucht voor Anzelmus en Raasbollius; Anzelmus en Raasbollius zijn op hun beurt weer achter hen aan gegaan. Wel kan als kritiek hierop gezegd worden dat het dan wel heel erg toevallig is dat ze allemaal in dezelfde herberg terecht komen.

De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje lijdt aan een veel voorkomend euvel, namelijk doorzichtigheid. Na een aantal bladzijden heb je wel door hoe het gaat: Izabel wordt straks verborgen en als iedereen ligt te slapen gaan Izabel en Eelhart vluchten. Het is overigens wel leuk dat Langendijk hiermee speelt, aangezien je niet verwacht dat door de voerlui Fop en Tys toch nog roet in het eten wordt gegooid, wat toch nog een zekere plotwending meegeeft.

Samenvattend kunnen we stellen dat, door de drie eenheden; de educatieve kenmerken zowel naar de lezer/toeschouwer als naar de personages in het stuk zelf; het feit dat het een liefdesverhaal is, een veel gevraagd onderwerp in die tijd; de causale verbanden en de doorzichtigheid van het stuk, De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffer representatief is voor de verlichtingsliteratuur en daarmee een echt voorbeeld voor het frans-classicistisch theater. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten