woensdag 9 januari 2013

Verwerking Romantiek



Schilderij van Louwrens Hanedoes
Berglandschap met ruïne



Naar mijn oordeel is dit schilderij een typisch voorbeeld van een schilderij uit de romantiek. De romantiek kenmerkt zich door haaks op technologische ontwikkelingen te staan.

‘Wat de kern van de zaak aangaat: de romantiek droomt haar eigen werkelijkheid,
omdat ze niet in de werkelijkheid is geïnteresseerd. Sterker: ze wijst de werkelijkheid
af.’

Dat is in dit schilderij te zien door de grote tegenstelling, een andere kenmerk waarvan de romantiek houdt: de ruïne, iets vergankelijks, staat te midden in iets eeuwigs: de natuur.
De romantiek kenmerkt zich ook door een zekere beschavingsmoeheid wat te zien is in de figuren die zich op het schilderij bevinden, zij bevinden zich niet langer in de steden maar zijn juist teruggekeerd naar de natuur.



Schilderij van Monet
Waterlelies



Monet staat natuurlijk bekend als dé impressionistische schilder. Dit schilderij is slechts één van de vele versies die hij van de waterlelies heeft gemaakt.

Dit schilderij is impressionistisch vanwege het kleurgebruik. Volgens het impressionisme zien mensen dingen allemaal anders. De impressionistische kunstenaar probeert de zintuigelijke waarnemingen, of impressies, van kleur, licht en vorm weer te geven. Hij probeert niet de werkelijkheid uit te beelden, maar de werkelijkheid die hij ervaart. Het onderwerp doet er niet zo toe, het gaat vooral om het toepassen van wisselende effecten van licht en kleuren.

Dat zie je in dit schilderij ook goed terug. Alle kleuren zijn wat uitgewassen en overdreven, het gaat er immers om hoe Monet de kleuren ervaart.



Courbet
Goedendag, meneer Gourbet.



Typisch voor het realisme is dat het vooral gewone mensen in hun alledaagse leven afbeeldt zonder daar ook maar enige overdrijving in aan te brengen.  Het gaat om de realiteit van alledag.


dinsdag 8 januari 2013

Balansverslag

1) Welke literaire boeken spraken je bijzonder aan en waarom? Geef voorbeelden en
argumenten.

Het boek dat mij toch wel het meest heeft aangesproken is Bezonken Rood van Jeroen Brouwers geweest. Het is een boek met een schrijfstijl die soms wat bot en kort door de bocht is en juist daardoor misschien mij ook wel aansprak. Daarbij is het verhaal een grote emotionele achtbaanrit waarbij de emoties eerst onderdrukt lijken maar later pas echt duidelijk worden. Wat ik vooral erg fijn vond aan het boek is dat terugkerende tekstelementen zoals Daantje stap stap stap… zo vaak terug kwamen in het boek. Ik heb zelf vaak moeite met het herkennen van dit soort elementen, maar in dit boek was het zelfs voor mij goed te vinden.

Ook Oeroeg heeft op mij, tegen mijn verwachtingen in, mij aangenaam verrast. Ik heb het boek twee keer gelezen. Eén keer in de vierde klas en één keer in de zesde klas. In de vierde klas vond ik er eigenlijk maar niks aan, maar juist die tweede keer lezen maakte het een stuk leuker. Er zit een stevige en goed opgebouwde dynamiek in de relatie tussen de hoofdpersoon, de ‘ik’ en Oeroeg. Het is dan ook zeer tragisch om dan steeds meer en meer te merken hoe Oeroeg en de hoofdpersoon uit elkaar groeien.

2) Welke literatuurlessen zijn belangrijk voor je geweest? Om welke redenen?

Elke literatuurles is natuurlijk belangrijk geweest. Toch zijn met name de literatuurlessen van dit jaar met betrekking tot de periode vanaf 1880 tot nu belangrijker dan de andere lessen simpelweg omdat deze mij meer interesseerden. Deze periode vind ik gewoon interessanter.  Daarbij vond ik het ook fijn om met de klas te werken aan een overzicht dat de verschillen tussen de perioden en de achtergronden bij de verschillende perioden aangaf.

3) Welke ervaring(en) met literatuur hebben absoluut weerstand opgeroepen? Hoe verklaar
je die weerstand? Wanneer je bijvoorbeeld iets saai vond, kwam dat volgens jou door een
gebrek aan kwaliteit van de schrijver of door jouw manier van lezen?

Een boek dat ik absoluut erg saai vond was de Grote zaal van Jacoba van Velde. Ik wil niet per se zeggen dat het aan de kwaliteiten van de schrijfster ligt, maar ik vond er gewoon niks aan omdat het er in het verhaal amper wat gebeurde. Ik vond het boek maar wat aanstellerig overkomen.

4) Ben je in de loop van de tijd dat je met literatuur bezig was er anders naar gaan kijken?
Probeer die ontwikkeling bij jezelf vast te stellen. Geef voorbeelden van wat je nu beter
kunt. Kijk voordat je je antwoord formuleert nog eens terug naar je leesautobiografie.

Ik ben niet iemand die veel leest, dat ben ik nog steeds niet geworden. Wel heb ik meer waardering voor de literatuur gekregen. Voorheen las ik boeken die literair gezien niet echt hoog stonden maar ik ben nu wel bereid juist de moeilijkere boeken te kiezen en ik kan daarbij gelukkig ook zeggen dat ik daartussen echt pareltjes ben tegengekomen.

5) Loop je blog nog eens door en stel vast waarmee je uiteindelijk al dan niet tevreden
kunt zijn, waar het gaat om je aanpak bij het werkproces en je studievaardigheden. Geef
voorbeelden. Met welke werkvormen kon je goed uit de voeten, met welke niet? Waarom?

Met name de recensievergelijking over Oeroeg vond ik erg leuk om te doen. Oeroeg is een boek waarover de meeste mensen positief zijn, wel las ik iets op internet over een wat ouder artikel dat het boek volledig met de grond gelijk zou maken. Juist om een positieve tegenover een extreem negatieve recensie te zetten, vond ik erg leuk. Ook is het erg leerzaam om te zien hoe iemand zich volledig tegen een boek kan opwerpen terwijl zijn argumentatie alleen maar op aannames zijn gebaseerd. Ik vind dan ook dat het een mooi verslag is geworden.

Een minder mooi verslag vind ik het verslag van de Grote zaal. Het boek vond ik al niks, de opdracht ook niet. Ik heb er moeite mee om het boek goed te beoordelen op de argumenten die benodigd zijn. Sommige dingen zoals de intentionele argumenten zijn voor mij erg onduidelijk in een boek. Waarom schrijft een schrijver een boek? Dat weet ik toch niet?

6) Welke plaats denk je dat de literatuur in het vervolg van je leven te kunnen geven?

Na het lezen van literatuur voel ik mij niet opeens een beter mens, wel krijg ik er meer begrip voor andere mensen van. Desondanks zal literatuur altijd iets van ontspanning voor mij zijn en niets anders.

7) Welk advies heb je voor je literatuurdocenten?

Geen.

Keuzeopdracht Verlichting


Het bleek tot mijn schrik dat ik nog een opdracht Verlichting te goed had! 
Wel ja, bij deze dan maar.

Verwerkingsopdracht Verlichting
Gekozen opdracht: 3

Ik wist dat ik ergens op lag en dat het al licht was doordat de zon mijn gezicht opwarmde. Mijn ogen kreeg ik niet open, noch kon ik de rest van mijn lichaam enigszins bewegen. Ik hoorde stemmen, maar ik kon ze niet goed horen. De zon hield op mijn gezicht op te warmen. Kort hierop voelde ik dat mijn enkels en armen werden vastgegrepen en ik van de grond afkwam. Ik weet niet hoe lang het heeft geduurd voordat ik bij mijn eindbestemming aankwam, ik weet alleen nog maar dat ik wakker werd in een ziekenhuisbed. Ik kreeg mijn ogen weer open, wennend aan het licht keek ik om me heen. Er zat iemand in de stoel naast mijn bed, hij keek mij met grote ogen aan. Hij zag dat ik ook naar hem keek en vroeg ‘Hoe voelt u zich?’. Ik merkte dat hij een apart accent had, de “ch” sprak hij min of meer uit als een “k” en zijn “v” was meer een “f”, wel was ik verbaasd dat hij Nederlands sprak. ‘Goed, naar omstandigheden’, zei ik. Hij glimlachte. ‘Goed, mag ik u vragen of u weet hoe u hier terecht bent gekomen?’, vroeg hij. ‘Dat mag, maar ik denk niet dat u er een lopend verhaal van zou kunnen maken, dat kan ik namelijk zelf ook niet meer aangezien ik me een heleboel niet meer kan herinneren.’ Hij keek peinzend voor zich uit, ‘Wat u weet u nog wel?’, vroeg hij.
Ik probeerde na te denken, ‘Ik weet nog dat ik op een boot was, de Wever. Op een avond stormde het zo hard dat ik uit mijn stoel werd geslingerd en raakte vervolgens de muur. Ik weet nog dat ik in de zee lag kijkend naar de storm die voorbijtrok. Dat is alles wat ik nog weet´. ´Uw verhaal verklaart uw hoofdwond´, zei hij wijzend naar mijn voorhoofd. Pas nu merkte ik dat er verband op mijn hoofd drukte. ´Weet u nog wel waarom u precies op die boot zat?’. Ik dacht na, ik was er absoluut zeker van dat er een speciale reden voor was maar ik kon er maar niet opkomen. ‘Nee, ik kan het me niet herinneren.’ Hij staarde voor zich uit. ´Weet u nog iets over uzelf, bijvoorbeeld waar u vandaan komt, wie uw familie is?’. ‘Nederland, ik kom uit Nederland.’ Ik pauzeerde even, dat ik uit Nederland kwam was het enige dat ik me kon herinneren, de rest bleef onduidelijk.

Het moet enige weken geduurd hebben totdat ik eindelijk mijn voet buiten de deuren van het complex zette. Over de weken dat ik daar in dat complex was heb ik verschillende dingen geleerd: Ik was terecht gekomen op een eiland midden in de Atlantische Oceaan, vele nationaliteiten waren vertegenwoordigd op het eiland. Het eiland was een eigen land maar zonder naam, het eiland zelf had ook geen naam, dat was alles wat ik over het eiland wist. Degenen die mij verzorgd hadden voor de afgelopen weken waren erg terughoudend geweest in het verstrekken van informatie over het eiland, ik wist nog niet eens of ik een normaal democratisch land, of in een dictatuur was beland.  

Mijn geheugen was over de weken langzaam teruggekomen maar, althans die indruk had ik, zeker nog niet volledig.  Ik wist nog steeds niet hoe ik hier nu precies terecht was gekomen of waarom ik op die boot zat. Mijn geheugen was van grijze massa naar gatenkaas getransformeerd. Maar het op het moment dat ik mijn voeten buiten de deuren zette en ik eindelijk een goede blik van het eiland kreeg sloeg de angst me om het hart. Ja, hierom was ik nu juist Nederland ontvlucht.
Het eiland was hypermodern, vliegende auto’s, mensen in de meest strakke en aerodynamische pakken, grote grauwe wolkenkrabbers en grote grijze rookpluimen in de lucht. Maar dat was niet zo erg, nee, het was juist de achtergrond van dit schouwspel dat mij juist zo zorgen baarde. Achter de gebouwen en de mensen stonden zonder twijfel twee grote trechters die maar één ding konden betekenen: kerncentrales.

De Nederlandse overheid was de laatste jaren ontzettend volhard geworden in het toepassen van kernenergie: die centrales moesten en zouden er komen. Opstand? Weg ermee! En zo ook ik. En nu vind ik mijzelf opeens hier op een eiland dat volledig gedomineerd werd door kernenergie. Een betere blik op de dingen in de omgeving liet namelijk zien dat er niet alleen de grote kerncentrales waren, maar vrijwel alles op kernenergie scheen te lopen. Ik kwam langs een winkeltje gespecialiseerd in koffie, in de etalage stond iets wat op een verkleinde versie van een verbrandingsoven met een glazen kop erboven, het was een koffiezetapparaat op kernenergie vertelde het advertentiebord naast het apparaat mij. ‘Kernenergie-koffie, die sla ik over’, mompelde ik tegen mijzelf, blijkbaar iets te hard want ik werd gelijk door iemand aangesproken. ‘Maar waarom dan? Het is de beste koffie die er is! Het is trouwens heus niet zo dat er nog straling in de koffie zit.’ Ik slaakte een zucht van de naïviteit van deze persoon. Het gaat mij er helemaal niet om dat er mogelijk straling in de koffie komt, het gaat mij erom dat er sowieso straling, buiten de normale waardes natuurlijk, is. Maar ik zei niks tegen de man en liep gewoon weg, de mensen hier schenen door hun omarming van kernenergie sowieso niet te overtuigen te zijn van de kwade dingen van kernenergie. Ik wilde hier verder geen energie aan besteden, het enige dat ik wilde was hier snel weg zijn.

De man die mij in het ziekenhuis, althans ik leerde pas toen ik buiten de deur stond dat het echt een ziekenhuis was, had mij verteld dat hij in het stadhuis werkte en dat ik hem moest opzoeken mocht ik hulp nodig hebben. Ik wilde hier weg. Het stadhuis was niet moeilijk om te vinden, het was het enige gebouw dat nog enigszins oud leek. Ik liep naar binnen en ik zag hem gelijk al zitten aan de balie. Hij keek op en herkende mij gelijk. ‘Meneer…’, ‘de Groot’, zei hij. ‘Dus, u hebt hulp nodig denk ik zo?’, ‘Ja’, zei ik, ‘het is misschien wat snel of grof maar ik wil hier zo snel mogelijk weg.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maar waarom zo snel dan? Vindt u het hier geen mooi eiland? Een prachtig staaltje van nature meets technology, toch?’. ‘Nee, ik vind het hier niks. Alles gaat hier op kernenergie en dat…’, ‘mooi hè’, zei hij, mij onderbrekend, ‘bijna alles gaat hier op kernenergie, het is schoon, efficiënt en veilig.’ Het oude praatje, dacht ik. ‘Nee, ik moet hier niks van hebben van al die kernenergie, het is niet schoon, het laat namelijk voor duizenden jaren radioactief materiaal achter en door de alsmaar groter wordende bevolking moet er ook steeds meer worden gebruikt. Met fossiele brandstoffen is er het gevaar dat ze op een gegeven moment simpelweg op zijn, met kernenergie heb je straks het probleem dat je het nergens op de aarde nog verantwoord kwijt kan. De aarde is lang zo groot nog niet. En over efficiëntie? Dat weet ik niet en hoef ik ook niet te weten, ik weet alleen dat het anders en beter kan en dat kernenergie daarom niet hoeft en niet verantwoord is. En dan veiligheid. Tja, dat hebben we over de jaren wel gezien, hè, hoe veilig het allemaal wel niet is. Chernobyl  en Fukushima zijn nog één van de eersten nucleaire rampen geweest in ons korte menselijk bestaan. Moet je nagaan: de mens bestaan ruwweg nog maar zo’n 30000 jaar en met name de afgelopen honderd jaar zijn wij er volledig in geslaagd deze aarde met onder andere nucleaire rampen volledig naar z’n grootje te helpen. De gevolgen van deze rampen zijn nog steeds merkbaar over de hele wereld, nog steeds worden mensen met allerlei afwijkingen geboren vanwege de straling die één, of allebei de ouders hebben opgelopen. Deze rampen zijn verschrikkelijk en zijn daarbij ook niet te voorkomen. Het blijft menselijke arbeid, en mensen blijven altijd fouten maken.
Meneer de Groot kijk mij met openhangende mond en grote ogen aan en pas nu realiseerde ik me dat er een kleine groep mensen om ons, maar met name om mij, heen was gaan staan. ‘Meneer, ik respecteer uw en ieders mening maar op ons eiland is…’, ‘dat kan me geen moer schelen, kernenergie is fout, ik wil het niet en jullie zouden het niet moeten willen. En tenzij jullie in staat zijn vandaag nog dit hele kerncircus af te breken dan wil ik vandaag nog weg!’

Het nieuws van mijn uitbarsting had zich blijkbaar al snel over het eiland verspreid. Toen ik met de Groot door de stad liep richting de haven werd ik dan ook meerdere keren aangewezen. Ja, ik was nu de dorpsgek van het eiland leek het wel. ‘Ik vind het jammer dat u ons zo snel alweer moet verlaten, daarbij wil ik het u ook zoveel mogelijk ontraden, van het ziekenhuis had ik namelijk begrepen dat uw geheugen nog niet helemaal hersteld is. U gaat terug naar Nederland, dat is duidelijk, maar dan? Stel dat u tijdens de reis nog steeds niet helemaal weet wie u bent, en waar u naartoe moet?’. Het waren redelijk vragen die meneer stelde, maar dat deerde niet, ik moest hier weg. Ik antwoorde met een vaag ‘ik zie nog wel’ en liep door.

Het is toch vreemd om zo snel alweer op zee te zitten. Het ene moment lig je nog in het ziekenhuis, het andere moment zit je alweer op een boot richting Europa, een boot met een motor die draait op een eigen kernenergiegenerator nota bene.

zondag 6 januari 2013

Leesverslag algemeen - De gelukkige klas


I.                    Algemene informatie

Theo Thijssen, De gelukkige klas
Eerste druk, bij C.A.J. van Dishoeck, 1926.
Gelezen druk: 15e druk, met toestemming van Athenaeum – Polak & van Gennep, Amsterdam, oktober 2007.
205 pagina’s
Dagboek

                               Samenvatting
Het boek gaat over Meneer Staal die schoolmeester is van een school. Hij is begonnen met het schrijven van een dagboek en daar begint het verhaal mee. Hij schrijft dat hij op school instructie heeft gekregen, dat hij een register moeten bijhouden over de gedane activiteiten omtrent de school vakken. Ook moet er iedere les iemand in een klassenschrift werken. Als hij zijn collega’s informeert over het register geven ze verschillende antwoorden. Kraak vindt het maar onzin en doet er niet aan, terwijl Van der Lee het een goed idee vindt. Daarom weet hij zelf niet echt wat hij moet doen. Staal besluit later toch maar alles in orde te hebben voor het geval er een inspecteur langs komt.

Op een dag krijgt hij een nieuwe leerling in de klas: Louis van Rijn. Een zielig jongetje met een bochel. De jongen voelt zich niet echt thuis in de klas. Hij vertelt in zijn dagboek zoal hoe hij de klas tot stilte probeert te manen. “Uitscheiden” was al genoeg om ze stil te houden. Hij moet dit echter steeds vaker zeggen om de rust te bewaren. Daarom introduceert Meneer Staal een nieuw systeem: De eerste keer een waarschuwing, de tweede keer is na blijven. Dit wordt op een vel bijgehouden door zijn lievelingetje Fok Goosens.

Op een gegeven moment is het tijd voor taalcursussen. Staal moet beslissen wie er naar Engels, Duits of Franse les moeten. Hij geeft er maar liefst 17 op. Kraak waarschuwt hem dat dit bonje op zal leveren. Uiteindelijk gaan er minder kinderen op de cursus, omdat hun ouders het nut er niet van inzien.

Een maand of 2 later is Staal heel erg boos. Frans de Wit is aan het treiteren met een paar vrienden. Staal doet net of hij hem slaat, waarop Frans hard met zijn hoofd op het tafelblad botst. Hij moet huilen en ziet lijkbleek. De dagen erop piekert Staal over Frans, aangezien hij al een paar dagen niet op school is geweest. Hij besluit langs te gaan en tot zijn opluchting is alles goed met hem.

Plotseling worden de leerlingen nieuwsgierig naar zijn verjaardag. Hij zegt dat hij altijd op 29 februari jarig is, maar dat kan natuurlijk niet. Daar komen ook de kinderen meteen achter en dan zegt Staal dat hij zal trakteren als hij jarig. Hij besluit om op zijn verjaardag naar Artis te gaan met de klas en ook nog een keer te trakteren. Het werd een geslaagde dag.

Meneer Staal gooit klassieke leermethoden over boord, waardoor de kinderen al heel snel het verschil tussen alle werkwoordstijden snappen. Ook met rekenen legt hij alles heel anders uit en de klas heeft dan ook helemaal geen problemen met de breuken.

In de zomervakantie haalt Staal zijn akte voor Frans bij meneer de Wilde. Zijn vrouw vind dat hij daarom maar zo snel mogelijk naar een andere school moet gaan, omdat hij dan ongeveer 8 gulden in de maand meer zal gaan verdienen. Staal wil dit eigenlijk helemaal niet, hij heeft zich heel erg aan zijn klas gehecht. Het liefst zou hij namelijk met deze klas van school afgaan en daarna naar een andere school gaan.

Op een dag is het klassenschrift verdwenen. Staal maakt zich hier heel druk om , omdat dat een belangrijk deel is van de inspectie. Hij maakt er dan ook een hele speurtocht van om het boek terug te vinden. Tevergeefs vindt hij het schrift niet terug en besluit snel een nieuwe te maken.

Op het laatst mist hij telkens een leerling: Louis van Rijn, de jongen met de bochel. Het gebeurt wel vaker dat hij een paar dagen weg blijft, maar het duurt nu al 3 weken. Hij gaat daarom maar even bij Louis langs om te kijken waarom hij er niet is. Staal komt erachter dat de benen van Louis verlamd zijn en dat hij er waarschijnlijk binnen een jaar aan overlijdt. Staal brengt hem daarom al zijn spullen en wat leesboeken zodat hij zich niet gaat vervelen.

In de bijlage schrijft Koning in een brief aan Kraak dat meneer Staal plotseling overleden is aan een longontsteking. Zijn vrouw en dochter zijn toen in Den Haag gaan wonen bij zijn ouders. Zijn vrouw is een paar jaar later ook gestorven op dezelfde manier. Hij heeft het dagboek van zijn dochter gekregen om het even door te lezen en te beoordelen. Hij is tot de conclusie gekomen dat ze Staal altijd hebben onderschat. Ook Kraak antwoordt dat hij er ongeveer hetzelfde over denkt.

Bron samenvatting: http://www.scholieren.com/boekverslag/69564

II.                  Verwachtingen

Ik had nog nooit eerder wat van Theo Thijssen gelezen, wel wist ik diens naam met het boek Kees de jongen te verbinden waarover ik goede berichten had gehoord. Ook is de door mij gelezen editie een uitgave van Nederland leest, die mij, op één enkele uitzondering na, nog niet teleurgesteld had in hun selectie boeken.
Ik zal niet zeggen dat ik een werkelijke parel van een boek zou lezen, maar de verwachtingen lagen tamelijk hoog.

III.                Motieven en thema

De overkoepelende thematiek van dit boek is de verhouding tussen de leraar, meneer Staal, en de klas. Staal is een leraar die zich erg bekommert om zijn klas en hun liefheeft, zo gaat hij met de leerlingen voor zijn eigen verjaardag naar Artis toe en trakteert hij de leerlingen op wat lekkers.

Staal is een leraar die lichte chaos in zijn klas toestaat maar het mag niet uit de hand lopen. Meerdere keren moet Staal met nieuwe maatregelen komen om de klas in toom te houden, zo laat hij –min of meer zin rechterhand- Fok een lijst bijhouden met waarschuwingen per leerling per schooltijd; 2 of meer waarschuwingen en die leerling(e) krijgt straf.

In het boek zijn meerdere motieven terug te vinden, allereerst de verzwakking van maatregelen:
In het begin van het boek wordt er een nieuwe regel ingevoerd dat de leraren een circulatieschrift – of door Staal zelf een ‘wandelschrift’ genoemd – hebben waarin elke les één leerling een opdracht maakt. Ondertussen moeten de leraren zelf een administratie bijhouden waarin ze noteren wat ze in de lessen gedaan hebben. Staal volgt de nieuwe regeling nauwkeurig maar kan na een aantal maanden al zien dat hij steeds onzorgvuldiger met de administratie omgaat. Op het laatst gaat hij –nadat hij inziet dat hij al een hele tijd niks meer had ingevuld- over tot vervalsingen van de administratie, iets wat overigens alle leraren doen. Als hij in de vijfde klas (hij begon met de vierde klas) vraag om het wandelschrift bleek dat ook verdwenen te zijn, ook de leerlingen hadden hun plicht verzuimd.

En ander motief is de akte Frans van leraar Staal. Hij studeert al lange middagen en avonden om zijn M.O Frans te halen, vooral om zich zo een betere positie te kunnen verwerven op de arbeidsmarkt, maar naar mate de tijd vordert krijgt hij steeds meer affectie met zijn huidige klas en wilt hij helemaal niet meer naar een betere school om daar les te geven. Ondertussen blijft zijn examen wel in zijn hoofd zitten en is het soms en werkelijk hekelpunt in zijn hoofd.

Nog een ander motief is het opgroeien van de kinderen. Het boek is geschreven in dagboekvorm. Staal bladert soms ook wel eens terug in zijn dagboek om vervolgens de conclusie te trekken dat sommigen werkelijk hard zijn gegroeid zowel in uiterlijk als in geest.

Louis van der Rijn is een jongen met een bochel en hij komt herhaaldelijk terug in het boek. Louis is vaak ziek thuis en Staal heeft veel medelijden met hem.

IV.                Beoordeling

Theo Thijssen heeft een wat ouderwetse, maar duidelijk geformuleerde stijl. Het boek lijkt soms qua taal meer op een daadwerkelijk gesprek uit de jaren ’20 van de vorige eeuw doordat Thijssen veel gebruik maakt van fonetische afkortingen.

‘Naast de wolven zat een vos. Ook voor mij onverwachts. En de vos bleek eindeloos populair te zijn. Die hoefde niets te doen, die mocht zich bepalen tot mal heen en weer te lopen, steeds op dezelfde manier – die mocht alle toegeworpen snoepjes negéren zoals nog geen enkel dier het gedaan had, het deed niet de minste afbreuk aan zijn belangwekkendheid. Hij was de vos; daar was-ie nou, de vos. Ze waren er heilig van overtuigd dat ie ze op de een of andere manier voor de gek liep te houden.’
Bladzijde 141

Het boek is vertelt vanuit een dagboek. Het verhaal leent zich daar erg voor omdat op deze manier alleen de gedachtegang van de schrijver van het dagboek- de verteller- duidelijk wordt aan de lezer. Dat kan misschien juist als een nadeel klinken maar hier is het juist een voordeel omdat dat ook inzicht geeft in het feit dat Staal ook niet in de hoofden van de kinderen kan kijken.

Qua personages zit het wel snor. Elke typische leerling of leraar is aanwezig: de stille, de drukke, de ijverige, de toekomstige huismoeder. Het geeft elk personage een gezicht.

V.                  Eindoordeel

Het was een vermakelijk boek om te lezen, veel diversiteit van situaties en personages en een over het algemeen boeiend plot. Het plot lijkt echter, en dat komt ook deels door de vorm als dagboek, wel maar een beetje voort te sukkelen zonder dat er echt wat gebeurt.

Het boek leest lekker weg, ik heb het zelf in twee middagen gedaan. Toch moet ik zeggen dat het boek absoluut geen topper is. Ik heb niet hetzelfde gevoel als ik toen ik Karakter of Bezonken Rood had gelezen, het valt meer in de categorie Het leven is verrukkelluk, leuk maar geen echt boek dat je pakt en door het verhaal meesleurt en je vertelt dat je moet blijven door lezen.

Heeft Nederland leest mij nu teleurgesteld? Nee dat niet, het blijft een vermakelijk boek maar geen topper.